De oude Egyptenaren kenden verschillende soorten graven. Het graf werd aanvankelijk
opgevat als ‘het woonhuis’ van de dode, wat in de grafbouw vaak duidelijk te zien
is. Naast dit concept van ‘een mooi huis voor de eeuwigheid’ ontstond in de loop
der tijd de opvatting dat het graf een afspiegeling moest zijn van de onderwereld.
Uit de inhoud, keuze en ordening van de grafteksten en afbeeldingen in de graven
valt af te leiden dat het graf bovendien als een gedenkteken werd opgevat: het was
een plaats die de herinnering aan de dode bewaarde. Het meest wezenlijke aspect van
het graf was echter zijn functie als contactpunt tussen de wereld van de doden en
de levenden.
In deze lezing komen de verschillende typen oud-Egyptische graven aan bod. De meeste
graven werden van duurzame materialen vervaardigd en lagen aan de rand van de woestijn,
waardoor ze goed bewaard bleven en onderzocht konden worden. Veel graven bevinden
zich op de westelijke Nijloever; het westen, waar de zon onder ging, werd door de
oude Egyptenaren gezien als de plaats waar de doden verbleven.
De graven van de lagere klassen in de Egyptische samenleving (boeren en handwerkslieden)
waren, naar het zich laat aanzien, vrij sober. Ze hadden meestal de vorm van een
ovale dan wel rechthoekige kuil met een eenvoudige bovenbouw. Ambtenaren vonden
in het Oude Rijk (2649-2150 voor Christus) vaak in mastaba’s hun laatste rustplaats.
Dit zijn graven met een rechthoekige bovenbouw van steen. De mastaba’s werden vaak
van schilderingen of reliëfs voorzien, die een beeld geven van het leven op aarde,
waaraan men ook in het hiernamaals wilde deelnemen.
.
Koningen in het Oude Rijk (2649-2150 voor Christus) en Midden Rijk (2040-1640 voor
Christus) lieten voor zichzelf piramides bouwen. De meest bekende piramides zijn
die in de plaats Gizeh, vlakbij het moderne Caïro. De koningen Cheops, Chefren en
Mykerinos lieten hier enorme bouwwerken aanleggen om in begraven te worden. Maar
ook elders in Egypte bevinden zich piramides, zoals de trappiramide van Djoser in
Sakkara, de piramides van farao Snofroe in Dasjoer of de Midden Rijkspiramides van
Amenemhet I en Sesostris I in Lisjt. Edelen en bestuurders uit het Midden Rijk werden
in Beni Hassan, in Midden-Egypte, en in Aswan in rotsgraven begraven.
In het Nieuwe Rijk (1550-1070 voor Christus) vond er een verandering plaats in de
koninklijke grafarchitectuur. Zo werd het de gewoonte om rotsgraven aan te leggen.
Daarbij kwamen de farao’s in het zogenaamde Dal der Koningen terecht, in het zuiden
van Egypte bij Thebe. Door de aanleg van de graven op deze plaats hoopten de heersers
te ontsnappen aan de toen al zeer talrijke en deskundige grafrovers. De rotsgraven
in het Dal der Koningen, waar zich ook het graf van Toetanchamon bevindt, werden
vaak prachtig versierd met veelal religieuze scènes.
Ook in de niet-koninklijke grafcultuur werd in het Nieuwe Rijk definitief voor het
rotsgraf gekozen. Dit graftype was, net als het mastaba-graf, vooral bedoeld voor
(hogere) ambtenaren en bleef tot de Late Tijd (tot 332 voor Christus) in gebruik.
De meeste rotsgraven, zoals die in het Dal der Edelen, Amarna en Deir el-Medina,
bestaan uit meerdere vertrekken, waaronder een graf- en een cultusruimte, die gedecoreerd
werden met kleurrijke scènes uit het dagelijkse leven.