De oud-Egyptische godsdienst was zeer complex en telde een groot aantal goden. Om
die goden te vereren, bouwden de Egyptenaren enorme tempels, die vaak ook als onderwijsinstelling,
economisch en politiek centrum dienden. Een golvende muur rond het tempelcomplex
moest het heiligdom afscheiden van (de chaos van) de buitenwereld. Gewone mensen
mochten niet in de tempel komen; zij hadden meestal in hun eigen huis een kapelletje
met een godenbeeldje, waarvoor ze offergaven brachten, of moesten het doen met een
aantal kapellen, die tegen de buitenmuur van de tempel stonden.
.
De meeste oud-Egyptische tempels hadden een processieweg met sfinxen die naar een
groot poortgebouw, een zogenaamde pyloon, leidde. De pyloon, maar ook de tempelmuren,
waren meestal uitbundig gedecoreerd met oorlogsscènes en offertaferelen. Soms stonden
er voor de tempel enkele beelden en een tweetal obelisken. In de tempels waren vaak
meerdere zalen, de zogenaamde hypostylehallen, die voorzien waren van vele zuilen
met prachtige kapitelen. Door deze hallen liepen de priesters, op weg naar ‘het heilige
der heilige’ van het complex, waar het godenbeeld zich bevond. Het godenbeeld stond
in het donkerste deel van de tempel, diep in het gebouw. Hoewel de koning officieel
de enige was die direct contact mocht hebben met de goden, verrichtten de priesters
in de praktijk de dagelijkse godsdienstige handelingen in de tempels. Zo werd er
iedere dag in alle tempels een eredienst gehouden, werden er offers gebracht en werd
het godenbeeld verzorgd.
In deze lezing maakt u aan de hand van schitterende afbeeldingen een religieuze reis
dwars door Egypte. Onderweg krijgt u uitleg over de Egyptische godsdienst en de opbouw
van de Egyptische tempelcomplexen, waarna een bezoek gebracht wordt aan verschillende
cultustempels. Daarbij kunt u denken aan de Ptah-tempels in Memphis, de Atontempels
in Amarna, de tempel van Hathor in Dendera, de aan Amon gewijde tempelcomplexen van
Luxor en Karnak, en de heiligdommen in Edfoe, Kom Ombo en Philae.