CURSUSSEN VOOR VOLWASSENEN CURSUSSEN VOOR KINDEREN LEZINGEN RONDLEIDINGEN REIZEN SCHOOLPROJECTEN PUBLICATIES ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK
VEE EN VEETEELT
Een deel van de Ababda heeft zich inmiddels gevestigd in Aswan of in de dorpjes aan de Rode Zee. De rest van de Ababda leidt nog een nomadisch bestaan en volgt de schaarse regenval in de oostelijke woestijn met hun kudden van geiten, schapen en kamelen (N.B. zowel de kameel (twee bulten) als de dromedaris (één bult) zijn voor de Ababda eigenlijk kamelen; de dromedaris wordt de eenbultige kameel genoemd en de kameel tweebultige kameel).
Kamelen zijn goed aangepast aan de woestijnomstandigheden waarin ze leven. Zo worden de ogen en oren van deze dieren goed beschermd door dikke wimpers en lange haren en kan de kameel zijn neusgaten volledig afsluiten om zand tegen te houden. Bovendien hebben kamelen een hele dunne en zachte vacht, die goed isoleert tegen de warmte.
Verder kan de kameel zijn lichaamstemperatuur laten stijgen tot 42 graden, zodat het dier niet zo’n grote behoefte heeft aan afkoeling en dus niets van zijn kostbare lichaamsvocht hoeft uit te zweten. Daarbij komt dat in de bulten van deze dieren vet zit opgeslagen, dat, na afbraak ervan, voor water zorgt. Een kameel kan in een kwartier tijd ongeveer 200 liter water drinken. De maag van een kameel is dan ook erg groot. In de maag bevinden zich bovendien allerlei cellen, waarin extra water en voedingsstoffen kunnen worden bewaard.
De nieren van de kameel scheiden maar een klein beetje urine uit. Dit betekent dat de kameel zout water kan drinken en zouthoudende woestijnplanten kan eten. En hoewel deze planten vaak droog en doornig zijn, merkt de kameel hiervan niets, omdat zijn bek aan de binnenkant bekleed is met eelt. Ook de knieën, ellebogen en het borstbeen van de kameel zijn bedekt met een dikke laag dode huid. Als het dier ligt, beschermt deze eeltlaag de kameel tegen verwondingen en tegen de warmte. Ook de voeten van de kameel worden beschermd. Dit gebeurt door kussens met een dikke hoornlaag. Hierdoor zakt het dier niet in het zand weg en is het beschermd tegen scherpe stenen en de hitte.
De Ababda kennen vele attributen om hun kamelen op te tuigen. Een dergelijk attribuut is bijvoorbeeld het zadel (sarg, sardj), dat met een zadelband (goerda) van gevlochten geitenhaar op de juiste plaats wordt gehouden. Soms zijn deze zadels heel fraai versierd, zoals het zogenaamde bruidszadel (do’a), dat van struisvogelveren, kaurischelpen en honderden kraaltjes en knoopjes is voorzien. Verder worden er wel leren beenlappen gebruikt (feraja), die om de nek van de kameel worden gelegd en zo de benen van de rijder en de schouders van de kameel beschermen. Om spullen mee te kunnen nemen, beschikken de Ababda over speciale, decoratieve zadelzakken en tassen (moechlaja).
Behalve kamelen, vormen ook geiten en schapen het kapitaal van de Ababda. De dieren worden alleen bij grote feesten geslacht en alleen in uiterste noodzaak verkocht. Wanneer er jonge geiten, schapen of kamelen geboren worden, hebben de Ababda de beschikking over melk en maken ze boter. De dieren mogen absoluut niet door vrouwen gemolken worden, dus is het de taak van de man, of bij diens afwezigheid de mannelijke kinderen of familieleden, om de kudde te melken. Dit gebeurt met behulp van speciale melkmandjes (kahel). Deze worden gemaakt door een bundeltje palmblad spiraalsgewijs te omwikkelen en vast te naaien met smalle reepjes palmblad. Het resultaat is een mand die zo fijn is dat hij volledig waterdicht wordt zodra het vet uit de melk in alle kleine openingen is gedrongen.